Herinneringen van predikanten

 

Herinneringen van dominees

 

Herinneringen van dominee Ouwendijk aan de periode 1974-1979

Mijn vrouw en ik (en ook de kinderen) kijken dankbaar terug op het wonen en werken in het Brabantse land in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Besoyen is voor ons de tweede gemeente geweest. We zijn begonnen op Goeree-Overflakkee: in het dorp Den Bommel. Daar was ‘het glazen huis’ nog aanwezig: je werd als predikant en als gezin wel bekeken. Hieraan wende je nooit helemaal… Je probeerde een eigen weg te gaan in je ‘handel en wandel’ zonder de ander nodeloos te kwetsen.

Taart
In Besoyen was het makkelijker om meer incognito je weg te gaan. Op de dag van de verhuizing in maart 1974 maakten we direct al kennis met de overburen: oma Quirijns en haar dochter Eva en het gezin van Ko en Ali van den Hoven. Bij aankomst stonden de kannen met koffie en een taart klaar … Het is niet bij die ene taart gebleven. We hebben over en weer veel met elkaar gedeeld en elkaar ook verrijkt. De kinderen speelden met elkaar en hadden het over ‘oma’ Quirijns. Wij hebben er heel wat koffie gedronken en ’s avonds laat na een vergadering ook nog wel wat anders. Dit goede contact heeft onze tijd in Besoyen zeer positief beïnvloed. We zouden er nog veel meer over kunnen vertellen, maar het is duidelijk dat we (en zeker mijn vrouw) veel moeite gehad hebben om in een andere gemeente te wennen.

Stokpaardjes
Op zondag 31 maart 1974 heeft de buurman op Flakkee (Stad aan het Haringvliet), ds. H. Jongebreur, mij bevestigd aan de gemeente van Besoyen met de tekst uit Matth. 14: 16b: “…geef gij hen te eten…” ‘s Middags hebben we met een preek over Genesis 12: 8b een start gemaakt in onze tweede gemeente: “… En hij (Abraham) bouwde daar de HEERE een altaar, en riep de Naam des Heren aan…” We hebben een kleinere afstand afgelegd dan Abraham en minder ingrijpend. Maar bij beiden is sprake van verbreking van contacten. Ik heb in de preek ook gezegd dat elke predikant zijn stokpaardjes heeft en iedere gemeente heeft ook zijn eigenaardigheden. Het negatieve zal op de achtergrond komen als de woorden van de tekst centraal blijven staan. Dan hebben alle persoonlijke geloofservaringen een eigen plaats, maar de prediking van de Naam van God gaat voorop en blijft centraal staan. Met deze toonzetting zijn we begonnen en hebben we met veel plezier met jongeren en ouderen contact gehad.

Godsdienstleraar
Naast het gewone contact met jongeren via catechese en jeugdwerk (De Crocus) had ik een parttimebaan als godsdienstleraar - voor zes uur per week - op de Ichtusmavo in Sprang-Capelle. Het is vaak moeilijk geweest: je bleef als parttimer een vreemde eend in de bijt op school en het vak godsdienst had geen prioriteit. De directeur van de mavo vertelde bij mijn afscheid in 1979 dat ik het lesgeven vijf jaar had volgehouden. Dat was nog niet eerder gebeurd. Ik ben ook niet vergeten dat mijn vrouw en buurvrouw Ali de vlag
hadden uitgestoken op ‘mijn laatste schooldag’. Jaren later heeft een leerling per brief en persoonlijk vergeving gevraagd voor zijn gedrag tijdens de godsdienstlessen. Hij was een volgeling van Jezus geworden en wilde ook afrekenen met een puberaal zondig gedrag. Veel contact was er ook met ouderen door de wekelijkse bezoekmiddag op donderdag in het verzorgingshuis Samarja.

Koster
We hebben in de Besoyense tijd veel contact gehad met koster en ouderling Janson. In mijn kandidatentijd (1968-1969) preekte ik al een paar keer in Besoyen en dan maakte je ook kennis met de koster. Later is dat contact intensiever geworden. Op maandagmorgen napraten over de preek bij de koffie. We zaten niet altijd op dezelfde golflengte, maar we
begrepen elkaar en het maakte je als predikant alert op de inhoud van je verkondiging van het Woord van onze God. Toen we al vetrokken waren uit Waalwijk is het kostersechtpaar met ons mee geweest op een reis naar Israël. Een paar gemeenteleden uit Alphen weten zich de Jansons nog goed te herinneren: onvergetelijke momenten.

Verbouwing
Tijdens onze periode is de kerk grondig verbouwd. In 1975 is de hele kerk van een betonnen vloer voorzien en er kwam een nieuw verhoogd liturgisch centrum. De houten klapstoelen, die nog van net na de oorlog dateerden, werden vervangen door eiken banken. Er werd ook een eikenhouten lambrisering langs alle wanden van de kerk gemaakt. Het middenpad werd verbreed en zo ontstond een sfeervol geheel: een ‘echte’ kerk. Op zaterdag 17 mei 1975 hebben we een korte dienst gehouden ter gelegenheid van de ingebruikname van het vernieuwd kerkinterieur. We hebben toen voor de preek als uitgangspunt genomen: Haggaï 1: 8b: “…Brengt hout aan en bouwt dit huis…” Het heeft me ook toen verwonderd dat er veel gedaan is door gemeenteleden door de handen uit de mouwen te steken en door financieel diep in de buidel te tasten. Enthousiast en dankbaar hebben we Gezang 320 gezongen:

Zingt een nieuw lied voor God de Here
En weest van harte zeer verblijd.
God wil alhier met ons verkeren,
Hier wordt een huis voor Hem bereid.
Hij heeft de hand en het verstand
Gezegend voor het werk,
De bouw van Christus’ kerk.

God wil aan ons telkens weer tonen
Dat Hij genadig is en trouw.
Dat Hij met ons samen wil wonen,
Geeft ons de moed voor dit gebouw.
Maar niet alleen met steen en hout alleen
Is ’t grote werk gedaan.
’t Zal om ons zelve gaan.

Pastoor
Een paar weken later, 1 juni 1975, vierde de pastoor van Besoyen J.F.H. Bocken zijn zilveren priesterfeest. Het was een punt van discussie bij de ontvangen uitnodiging. Hoe reageren we als kerkenraad? Gaan we persoonlijk of schrijven we een felicitatie. Uiteindelijk hebben we besloten naar de receptie te gaan na de eucharistieviering. Het was een hele happening met o.a. vendelzwaaiers. Ik heb gemerkt dat de parochie het waardeerde dat we ondanks verschil van mening over zondagsinvulling acte de presence gaven. Een dag later stond in het Brabants dagblad een foto van de jubilerende pastoor omgeven door de bisschop van Den Bosch (mgr. Bluysen) en de predikant van Besoyen. Het heeft best bij sommige gemeenteleden vragen opgeroepen, maar over het algemeen had men waardering voor de opstelling van de kerkenraad.

Gastvrij
Het is gevaarlijk als je namen gaat noemen, ook in een stukje als dit. Toch waag ik het maar. Mijn vrouw en ik hebben samen en afzonderlijk veel kunnen doen naast het werk in het gezin. Niet alleen de naaste buren maar ook de families Van Heijst en Duijster hebben veel gedaan om activiteiten mee te maken. Ik denk o.a. aan de vakantieweken in het Roosevelthuis waarbij mijn vrouw graag meeging als verpleegkundige. Er werd volop gelogeerd en ik had gastvrije adressen. U merkt wel aan deze impressie dat we het goed gehad hebben in het Brabantse land. Er zijn best minder prettige dingen gebeurd, maar die hebben niet echt een stempel gedrukt op ons wonen en werken in uw midden.

Nieuwe start
In het najaar van 1978 kwam er een toezegging van beroep van de wijkgemeente Sionskerk van de Hervormde gemeente Oudshoorn/Ridderveld. We hadden enige tijd daarvoor bedankt voor een beroep van de Hervormde gemeente van Onstwedde. Het mogen gaan werken in een nieuwbouwwijk van Alphen a/d Rijn trok ons erg aan. Daar was een jaar eerder een nieuwe kerk in gebruik genomen en ik vond het een uitdaging om daar een nieuwe start te maken. Het werd dus afscheid nemen en wel op zondag 20 mei 1979. We namen in de dienst als tekst de zegen van Aäron in Numeri 6. Deze zegen gaat mee naar een andere situatie en blijft ook werkzaam in een vacante gemeente. Daarom geldt voor allen wat we gezongen hebben in de afscheidsdienst:

Geloofd zij God, die zijn genade
Aan mij heeft grootgemaakt.
Die voor mijn welstand waakt!
Zijn oog slaat mij(ons) in liefde gade.
Hij wil mij heil bereiden,
Mij in een vesting leiden.


 

Herinneringen van dominee Immink aan de periode 1979-1984

Besoyen was onze eerste gemeente. We kwamen met een gezin van twee kinderen en gedurende onze tijd in Besoyen zijn er nog drie bijgekomen. Het was een drukke periode, maar wat hebben we genoten van de kraamtijd toen een groot deel van de gemeente op kwam dagen. Hartverwarmend. Later is ons gezin uitgebreid tot maar liefst acht kinderen. In het begin was het allemaal erg wennen. Je bent onervaren, weet niet goed hoe je de verhoudingen in moet schatten, en wordt voortdurend vergeleken met je voorganger. Aanvankelijk haalde ik het in vriendelijkheid natuurlijk niet in vergelijking met mijn voorganger dominee Ouwendijk. Een wat nuchtere Twent in het Brabantse land. Hoe zal dat gaan? Na enige tijd bleek dat de gemoedelijkheid ons verbond. En enkele intensieve pastorale contacten hebben mij dichtbij de mensen gebracht. Daarover straks meer.

Aanvaring
De eerste indrukken zijn vaak bepalend en blijven ook lang hangen. Ik weet nog dat ik op mijn eerste kerkenraadsvergadering, de maandag na mijn intrede, een kleine aanvaring kreeg met koster Janson, die tevens ouderling was. Blijkbaar had ik als voorzitter op een gegeven moment gezegd dat zijn punt wel duidelijk was en dat er ook nog anderen waren die iets in wilden brengen. Blijkbaar schoot dat in het verkeerde keelgat en het viel mij op dat hij vroegtijdig de vergadering verliet. De volgende avond stond hij kwaad op de stoep. Ik dacht: wat krijgen we nou. We hebben ongeveer een uur met elkaar gepraat en sindsdien liep het tussen ons als een trein. Hij kon recht toe recht aan uit de hoek komen, maar kende de gemeente door en door. Daar heb ik veel aan gehad. Met ere noem ik ook ouderling Nieuwenhuizen, de scriba. Hij heeft veel werk verzet, en dat kwam mij wel goed uit, omdat ik ook aan mijn promotieonderzoek wilde blijven werken.

Volle kerk
Ik herinner mij ook het bloeiende jeugdwerk. Er zaten jonge mensen in de kerkenraad, van onze leeftijd. Er was een open sfeer, wel binnen vaste kaders. Binnen de ring Waalwijk gold Besoyen als een open Gereformeerde Bondsgemeente. Dat trok ook mensen uit de omgeving aan. Het was toch wel leuk als er op zondagmorgen stoelen bijgezet moesten worden en je voor mocht gaan in een overvolle kerk. Dat was een feest. Het was wel even schrikken toen bij een kleine restauratie van de kerk bleek dat de draagbalken van de dakconstructie totaal verrot waren. We hebben toen gekerkt in het Willem van Oranje College. De kerkenraad was bang dat het kerkbezoek terug zou lopen. Het tegendeel bleek het geval te zijn. Blijkbaar was de school laagdrempeliger.

Hoorcommissie
Na mijn studie theologie in Utrecht hebben we als gezin in 1979 driekwart jaar in de Verenigde Staten gewoond vanwege mijn vervolgstudie. In de zomer hoorde ik van mijn vader, die gebeld was door ouderling Nieuwenhuizen, dat Besoyen zich afvroeg wanneer ik terug kwam en beroepbaar was. Ergens in september preekte ik in Den Ham (Overijssel) en toen kwam de hoorcommissie uit Besoyen ‘luisteren’. Ik volgde de liturgie die in Den Ham gebruikelijk was: voor de dienst een gezang uit het liedboek, en psalmen uit de oude en nieuwe berijming en de Bijbelvertaling van 1951. Toen ik na de dienst wegreed van de Brink in Den Ham keek ik in de spiegel van mijn auto en zag ik vier heren druk met elkaar overleggen. Dat was de hoorcommissie van Besoyen. Gaan we nou wel of niet met hem praten? Past dat wel bij Besoyen? Later begreep ik wat de doorslag gaf: we hebben toch niet voor niks zo ver gereden, laten we maar met hem gaan praten. Ik was ondertussen bij mijn ouders, in het naburige dorp Daarle, in gesprek met een andere hoorcommissie. Mijn moeder had een pan soep en toen het gesprek met de hoorcommissie begon, was de kou eigenlijk al uit de lucht.

Pastorale contacten
Toen ik later op het seminarie werkte en nog weer later als hoogleraar praktische theologie in Utrecht, heb ik heel vaak terug moeten denken aan mijn tijd in Besoyen. De eerste gemeente maakt de meeste indruk. Hoe bereid je jonge mensen voor op het ambt van predikant? Dan zag ik weer voor me hoe ik voor het eerst op bezoek ging bij Pieter Strijp in de Besoyensestraat. Een leeftijdgenoot die ernstig ziek was. Hoe ik daar soms zwijgend heb gezeten. Hoe verschrikkelijk het is om de aftakeling van een lichaam onder ogen te zien. Hoe ik me verwonderd heb over de intensiteit, juist in zulke situaties, van het contact. Wat heb ik daar veel van geleerd, van mevrouw Strijp en de anderen die er om heen stonden. Zo zijn er zoveel situaties geweest. Ik herinner me het verschrikkelijke ongeluk van de familie Bouman, waarbij vader en moeder omkwamen. Wellicht komt het omdat ik niet zo lang predikant geweest ben, maar ik herinner me het meest de moeilijke situaties. Dan bedoel ik niet alleen ziekte en dood, maar ook de gebrokenheid van het leven, ook de sociale en psychische nood. Toen ik, wellicht toch een beetje overmand door de moeiten van het leven, wat somber preekte, stond koster Janson een keer op de stoep en zei: “Nou is het genoeg dominee, er zijn ook dagen dat de zon schijnt.” En hij had volkomen gelijk.

Ontspanning
Er was ook een tijd dat we ’s avonds in de sportzaal van het Willem van Oranje College met een groepje gingen volleyballen. Ik was daar geen ster in, maar het was ontzettend leuk. En zo nu en dan trok ik er op uit op de racefiets. Op dat idee was ik gekomen door het contact met Hans van Overbeeke. Ik herinner me nog dat ik op een zonnige voorjaarsdag ’s middags de korte broek aantrok en op de racefiets stapte. Eerst passeerde ik een groepje moeders bij de kleuterschool tegenover ons huis in de Hollandsestraat. Ik hoorde ze in het voorbijgaan zeggen: “Onze mannen moeten werken, hij kan lekker gaan fietsen.” Even verderop, in de doorgang tussen onze tuin en de begraafplaats was de ‘oude’ Spuybroek op de begraafplaats aan het werk en hij keek net op toen ik langs kwam: verbazing in zijn ogen. Toen ik even achterom keek, zag ik dat hij mij nastaarde. Ik heb die middag genoten van de prachtige omgeving. Polderland en de Drunense duinen, wat wil je nog meer?

Droom
Ik heb een tijd gehad dat ik soms raar droomde. Wellicht een onderbewuste verwerking van het feit dat ik voor mijn gevoel te kort predikant ben geweest. Dan droomde ik dat ik opnieuw beroepen werd in Besoyen en intrede deed. Juist op het moment dat ik de preek zou gaan houden, ging alles mis. Ik had de preek niet af gekregen, wist niet meer wat ik moest zeggen, en de mensen werden ineens vreemden. Kortom, het werd helemaal niks. Gelukkig word je dan wakker uit je droom. Met dankbaarheid kijk ik terug. Gods genade werd niet alleen verkondigd, maar kreeg ook gestalte in het leven van mensen. Dat God de zondaar genadig is, en het gebrokene heelt, en zich ontfermt over wie verdriet heeft – dat heeft ons met elkaar verbonden.


 

Herinneringen van dominee Het Lam aan de periode 1984-1989

Besoyen, lang geleden dat we er waren. Een kleine gemeente in een grote plaats. De schoenmakerij hing er nog als een herinnering in de lucht. Echt Brabants met luidruchtige gezelligheid. We hebben er veel goeds beleefd en ook veel hartelijkheid ontvangen. Onze kinderen deden er hun eerste stapjes, gingen er voor het eerst naar school.

Tijd van leren
Als domineesgezin deden wij er de eerste stappen in deze taak in de gemeente. Terugkijkend was het ook een tijd van leren, we hebben er veel mogen leren. De secularisatie was er al merkbaar, met het bekende dubbele gevolg in de gemeente: de een werd er oppervlakkiger door, de ander verstrakte.

Terugblik
Nu, zoveel jaren later, denk ik vaak:
• hadden we maar doorgezet met gebedskringen; hadden we maar veel meer nog gebeden met anderen in de gemeente, zodat we met elkaar veel dichter bij onze Heere waren gebleven
• hadden we maar moediger ruimte gegeven voor de Heilige Geest om ons allen te vullen en de gaven te geven die nodig zijn en om genezing en bevrijding te schenken
• hadden we maar duidelijker God gehoorzaamd in plaats van mensen
• waren we maar veel meer naar buiten gegaan, de buurt in, naar de moslims om contact met hen op te bouwen en ze naar Jezus te leiden

Maar het belangrijkste wat ik geleerd heb in de tijd in Besoyen is: het is jouw gemeente niet, het is de gemeente van Jezus Christus.

De Heere zegene u.


 

Herinneringen van dominee Van Goch aan de periode 1990-1995

Om na een jarenlange studie bevestigd te worden tot predikant is een bijzonder gebeuren. Het is een bevestiging van Gods roeping om dienaar van Zijn Woord te zijn. Daarbij heeft de eerste gemeente die je mag dienen een bijzondere plaats.

Zegen
Ook al meen je als beginnend predikant heel wat te weten met daarbij ook nog ruim 11½ jaar onderwijservaring, toch kom je er achter dat je nog heel veel moet leren. Daarom heb ik het als een zegen ervaren om te mogen beginnen in de Hervormde gemeente van Besoyen. Deze gemeente is een ‘open’ gemeente, waar je ruimte krijgt om te ontdekken waar je zelf theologisch staat. Staande in de gereformeerde traditie, weet ze duidelijk het verschil tussen hoofd- en bijzaken. Zij is sterk ‘Woord-gericht’ met als kern ‘Jezus Christus, en Die gekruisigd’. In de periode toen ik hier predikant was, wist ik me omringd door vele wijze broeders en zusters, die mij gestimuleerd hebben Christo-centrisch te preken en te werken.

Huisbezoek
Zo herinner ik me dat tijdens een huisbezoek een oud-ambtsdrager mij aanspoorde om de ‘zondestaat’ van de mens meer te benadrukken. Hij miste dat in mijn preken. Gevoelig als je bent als beginnend predikant, legde ik in de daarop volgende preken daar meer het accent op. Na een aantal weken kwam toen een andere oud-ambtsdrager die graag een gesprek met mij wilde. In dat gesprek vertelde hij dat hij het vermoeden had, dat ik enkele weken daarvoor een gesprek had gehad bij ‘die en die’ en dat het gesprek was gegaan over ‘het meer benadrukken van de zondestaat van de mens’. Dit vermoeden had hij, omdat mijn preken anders waren dan daarvoor. Wat hij toen zei zal ik nooit meer vergeten. “Blijf de liefde van Christus preken, zet je Heiland centraal.” Wat is het een zegen wanneer zulke broeders en zusters om je heen staan, kunnen luisteren naar preken en je helpen en bevestigen.

Goede herinneringen
Soms vraag ik mij af hoe mijn theologische ontwikkeling verlopen zou zijn wanneer ik in een andere gemeente begonnen zou zijn? Ik ben God nog altijd dankbaar dat Besoyen mijn eerste gemeente is geweest. Samen met mijn vrouw en kinderen hebben we een geweldige tijd gehad en bewaren we vele goede herinneringen aan deze gemeente.

Kleine schakel
Wanneer je terugkijkt en hoort dat de Hervormde gemeente van Besoyen haar 400-jarig bestaan mag gedenken, en dat er na jou al verschillende predikanten gestaan hebben, ontdek je dat je een kleine schakel bent in de tijd. Je gaat daardoor bescheidener denken over je inbreng in de gemeente en krijgt meer zicht op de trouw van God die, door de eeuwen heen, doorgaat met het bouwen van Zijn Koninkrijk. Onze hartelijke wens is dat het Evangelie van Jezus Christus en Die gekruisigd, zal gehoord worden tot op de jongste dag.


 

Herinneringen van dominee Heutink aan de periode 1997-2001

Het zal ergens in de vroege zomer van 1995 zijn geweest. In huize Heutink ging de telefoon. Aan de andere kant van de lijn stelde zich iemand voor: “U spreekt met Nieuwenhuizen uit Besoyen.” Er volgde een uitvoerige introductie van gemeente en kerk met tenslotte de vraag om voor te gaan in een dienst. In september was het zover. Daarna werden meer afspraken gemaakt.

Beroep
Ruim een jaar later ging de telefoon opnieuw. Dezelfde spreker als vorige keren. Maar nu met een andere vraag. Want Hervormd Besoyen zat nog steeds zonder predikant. Nu was de kerkenraad ter ore gekomen dat het einde van mijn studie in zicht was. Of men eens mocht komen praten. Ook nu werd een afspraak gemaakt. En die bleef niet zonder gevolgen. Want op de avond van de dag waarop ik het zogenaamde colloquium aflegde in Groningen bracht een delegatie van de kerkenraad de beroepsbrief. Om een lang verhaal kort te houden: op zondag 5 januari 1997 - mijn 33e verjaardag - werd ik in het ‘witte
kerkje’ bevestigd tot predikant en verbonden aan de Hervormde Gemeente Besoyen.

Te snel
Ik herinner mij dat ik die dag een zekere schroom uitsprak. U moet weten dat ik voor de komst naar Besoyen langdurig vicaris in Amsterdam was. Even terzijde: de afscheidsdienst op zondag 22 december 1996 in de Noorderkerk aldaar werd toen bijgewoond door enkele kerkenraadsleden uit Besoyen. Men had een heuse bus gehuurd om er gezamenlijk naar toe te rijden. Vriendelijk vroeg de chauffeur of hij mij mocht volgen - tomtom en andere navigatiesystemen bestonden nog niet. Ergens op de Amsterdamse Nassaukade raakten wij elkaar echter kwijt. Ik reed te snel. De kerkenraad kon mijn tempo niet bijhouden.

Hanecop
Maar goed, op 5 januari 1997 stond ik op de Besoyense kansel. Voor mijn toespraakje had ik mij wat verdiept in de lokale kerkgeschiedenis. Daar zal elders in dit boek wel uitvoerig bij worden stilgestaan. Ik ontdekte dat de eerste predikant dominee Cornelius Hanecop was. Vanuit Molenaarsgraaf kwam hij naar de nieuwe reformatorische gemeenten van Besoyen en Sprang die toen gezamenlijk de predikant deelden. Maar Hanecop was eens ook predikant te Amsterdam. Via Breda kwam hij daar terecht. Slechts voor een jaar, 1625-1626. Toen werd hij losgemaakt, ontslagen en uit het ambt ontheven. Het zal je gebeuren... Je moet er niet aan denken. Ineens bekroop mij toen het bange gevoel, dat Besoyen wel eens ‘revanche’ zou kunnen nemen. Stel je voor, die grote stad zette de goede, eerste dominee van Besoyen aan de kant... En nu komt er iemand uit diezelfde stad... In mijn toespraakje vroeg ik toen ongeveer: “Mij zal toch niet het omgekeerde overkomen?”

Stabiel
Inmiddels weten wij beter. Jaren later kan die vraag geruststellend worden beantwoord. Het is dat in 2001 de Hervormde Gemeente Ede een beroep op mij deed waar ik niet onderuit kon - daarom vertrok ik. Daags na de intrede stelde toenmalig koster Janson mij gerust. Tegelijk adviseerde hij om niet teveel stadse fratsen te vertonen. Besoyen was immers geen Amsterdam. “En Besoyen heeft ervaring om beginnende predikanten op te leiden”, zei hij.

Activiteiten
Met vreugde mocht ik Besoyen ruim vier jaar dienen. In mijn beleving was het een periode van stabilisering. De verkondiging van Gods Woord ging ongestoord voort. Toerusting en pastoraat vonden plaats. De catechese werd mede verzorgd door een commissie. Voor een betere coördinatie van de onderlinge zorg werd nagedacht over wijkteams. Zorgvuldig zochten kerkenraad en gemeente naar enige ruimte in de liturgie. Een moment van bezinning voorafgaande aan het Heilig Avondmaal bleek in een behoefte te voorzien. Het jeugdwerk kreeg nieuwe impulsen, afgestemd op het regionale centrum De Crocus te Doeveren. De ouderenmiddagen in De Rank mochten rekenen op trouwe bezoekers. En er zal ongetwijfeld meer te noemen zijn.

Secularisatie
Achteraf verwondert het. Want maatschappelijke ontwikkelingen hielden geen halt voor Waalwijk. Secularisatie met aanverwante ontkerkelijking zette door. Dat was te merken. Dat zal nog zo zijn. Wat is het dan een wonder als het Evangelie van Jezus Christus werkt. Het is als een mosterdzaadje, heel klein. Voor het oog stelt het misschien niets voor. En toch...

Bredere inzet
De predikant van Besoyen was ook de pastor van het zorgcentrum Samarja. De weeksluitingen op vrijdagavond waren prachtige momenten. In overleg met de toenmalige locatiemanager Frits Verhagen werd een Bijbelkring opgericht. Veel bewoners namen daaraan deel. Naast protestantse ook katholieke. De verhouding in de kring was ongeveer fiftyfifty. Het werden boeiende gesprekken rond het open Woord van God.

Voetius
De kerkenraad stond zijn predikant ook af als eindredacteur van het regionale kerkblad Voetius. Iedere woensdagmorgen moest bij de drukkerij in Werkendam de drukproef worden gecorrigeerd. Een tijdrovende klus, waarbij ik mij afvroeg of dit nu tot de ‘corebusiness’ van een predikant behoorde. Ik voelde mij later meer op mijn plek als assessor van de classis Heusden.

MKZ
Eind 1999 werd ik consulent in de buurgemeente Sprang. Dit zou duren tot aan mijn vertrek naar Ede. Het werd een drukke tijd. Met name in maart 2001. Toen brak de zogenaamde MKZ-crisis uit. Een ramp! Ik herinner mij de ruimingen. De gebeurtenis riep veel vragen op. Catechisanten in Sprang en Besoyen spraken over ethiek en economie in het licht van de Bijbel. Fascinerend! Tijdelijk deelden beide buurgemeenten samen een predikant. Zoals het ooit begon...

Een honderdste deel
... in 1610. Nu vierhonderd jaar geleden. Aan de noordwand in de Besoyense kerk hangen twee borden met de namen van predikanten die de gemeente dienden. Achter iedere naam twee jaartallen. Bij die van mij: 1997-2001. Vier jaren. Een honderdste deel van al die tijd. Eén procent. Dat lijkt niet veel. God houdt er echter Zijn eigen resultatenrekening op na. Om het te zeggen met een variant op een regel uit een reclamespotje: ‘Zijn in het verleden behaalde resultaten bieden garantie voor de toekomst.’ Gegarandeerd in Jezus Christus.

God geeft groei
Zijn Geest schakelt mensen in. De apostel Paulus spreekt in een van zijn brieven van Gods medewerkers (zie 1 Kor. 3:9). Dat zijn er veel meer dan die rijtjes predikanten. In Besoyen was ik nummer 35. Een klein schakeltje in een veel groter geheel. In de loop der eeuwen is een bijna ontelbare schare betrokken geweest. Paulus illustreert zijn betoog met beelden uit de tuin. Zoals ik hier¬boven deed met dat beeld van een mosterd¬zaadje. Paulus heeft het over hoveniers. De een plant, de ander besproeit, maar God geeft de groei. Zo is het maar net! Ik zou maar niet teveel letten op wat mensen presteerden. Goed beschouwd valt dat altijd tegen. Het gaat vooral om wat God deed, doet en zal doen. Vast en zeker, betrouwbaar. Hij houdt Zijn Gemeente in stand. Ook die van Besoyen. In dat vertrouwen mogen wij leven en werken.


 

Herinneringen van dominee Doolaard aan de periode 2002-2007

Het was in oktober 2001 toen broeder Nieuwenhuizen wel een half uur met mijn vrouw Marjan aan de telefoon had gesproken om er achter te komen hoe ver ik was met mijn studie en hoe fijn het wel was in het Brabantse land. Ik hoopte toen in het voorjaar mijn studie aan de kerkelijke opleiding aan de universiteit in Leiden af te ronden. Maar dat werd wel zomer en mijn colloquium redde ik niet meer voor de vakantie, dus geduld tot september. Boeder Nieuwenhuizen was toen al verschillende keren met een deel van de kerkenraad naar het Zeeuwse afgereisd. Voor gesprek, maar ook - zo ik later vernam - om mijn preken op zondag te beluisteren.

Klei en zand
Ik vroeg me af: wat zoeken die Brabanders bij zo’n westerling? Geworteld in de klei van de Hoekse Waard, overgeplant in de zo niet nog zwaardere Zeeuwse klei, waar ik in Goes en Middelburg jaren als pastoraal werker mocht dienen. En dan in het lichte Brabantse zánd, dat kan toch immers niks worden? Ja, zo dachten we aanvankelijk. In een morgendienst in februari mocht ik als kandidaat voorgaan in een volgepakt Besoyens kerkje. Ik dacht: zal dit het worden? Na gesprekken met- en nog een beroep van een andere gemeente uit den lande, werden we toch van Boven overtuigd dat het Besoyen moest worden. De overplanting van de jonge Zeeuwse klei naar het Brabantse zand verliep goed. We werden met klokgelui binnengehaald en we genoten met volle teugen van de Brabantse gastvrijheid. Het geestelijke verschil was voor ons echter wel een overgang. De Zeeuwse worsteling met de uitverkiezing en de persoonlijke toeeigening van het heil was voor de meeste Brabanders volkomen vreemd, men geloofde in alle eenvoud. Al bleven er onderhuids wel Loonse en ’s-Grevelduinse invloeden aanwezig, wie het vatte, vatte het. Overigens, voor het evenwicht niks mis mee hoor!

Groen en fris en niet te lang
Een belangrijk punt wat ik als predikant geleerd heb in Besoyen en waar ik heden ten dage nog aan herinnerd wordt, is de prediking. Het was zoals de reeds overleden buurman Janson eens opmerkte toen ik op een zomerse zaterdagmiddag het gras in de pastorietuin en voor De Rank maaide. Hij bracht het beeld van het gemaaide gras over op de preken. De scherpte van zijn oneliner is me tot op heden bijgebleven. Hij had daar kennelijk een hele middag op zitten broeden in zijn zonnestoel op zijn balkon. “Hoe kan ik nu eens wat opbouwende kritiek geven op de preken van ‘onzen doomni’?” Daar kwam hij naar beneden, ik zie hem nog aankomen op zijn karakteristieke manier van aandacht trekken. Hij maakte van zijn hart geen moordkuil door me te vertellen: “Doomni, het is met het gras net als met de preken, het moet groen en fris zijn en niet te lang.” Kennelijk mankeerde dat aan de preken van de toenmalige dominee. Dat ik me dat nu nog herinner, zegt wat over de waarde van zo’n originele metafoor. De gewezen koster c.q. ouderling had met dit beeld de dominee ontdekkend gezegd dat zijn preken soms te breedsprakig en daardoor te lang waren, zeker voor Besoyense begrippen. Zo leer je nog eens wat op zo’n zaterdagmiddagse maaisessie.

Ambacht
Tot op de huidige dag blijft het een strijd om groen en fris en niet te lang het Evangelie van Jezus Christus te verkondigen en de tekst te laten spreken. Daarbij blijft het ontegenzeggelijk: in de eerste gemeente waar je als predikant minimaal elke week een preek moet maken en houden, dáár leer je het ambacht van preken pas écht. Dan is het goud waard als je broeders hebt die je hierin op hun eigen authentieke manier kunnen onderwijzen. Broeder Janson mocht bij tijden, zelfs ook in zijne grijze dagen, groen en fris, dié gewenste vruchten dragen, al bleef het ‘een aparte onberekenbare’, waarvan we mogen geloven dat hij mag juichen voor de Troon. Al met al hebben we geleerd om , met een variant op 1 Korinthe 9:20-22, vanuit onze geboorteplaats Oud-Beijerland, de Zeeuwen een Zeeuw en de Brabanders een Brabander te worden om er enigen te winnen voor Jezus Christus. In die zin denken we met vreugde en dankbaarheid terug op de vijf jaar Besoyen.


 

Herinneringen van dominee Mijderwijk aan de periode vanaf 2008

Sinds 28 september 2008 mag ik predikant zijn in de Hervormde gemeente Besoyen te Waalwijk. Een wonderlijke weg is hieraan voorafgegaan. In juli 2001 verhuisden wij van Oudewater naar Sprang-Capelle, dit in verband met mijn benoeming in 2000 aan het Willem van Oranje College. De gedachte was om in het onderwijs carrière te maken. Mijn weg ging echter anders en zo startte ik in 2002 met de studie theologie te Utrecht, waarbij ‘het Willem’ mij alle ruimte en medewerking verleende om deze studie te volgen. Al met al, naast werk en gezin een drukke periode.

Af en toe naar Besoyen
Ons gezin integreerde snel in Brabant en er ontstonden vriendschappen onder andere met jongeren uit Besoyen. Onze zoons Herjan en Matteo vormden samen met Lennart en Maarten een muziekgroep, nu de band Aeolisch. Dat leidde ons ook zo af en toe naar de kerkdienst te Besoyen. Zo ontstonden de eerste contacten, niet vermoedend hier een paar jaar later zelf predikant te zijn. De contacten werden wat intensiever toen Matteo en Antoinet een rol kregen bij de musicalgroep. In 2007 werd Matteo benaderd om kerkorganist te worden in Besoyen. Na een korte opleiding op het kerkorgel begeleidde hij eind 2007 zijn eerste kerkdienst, als ouders mag je bij zoiets niet ontbreken.

Vicaris
In 2007 werd de gemeente vacant door het vertrek van dominee Doolaard. Even daarvoor was ik begonnen aan mijn vicariaat in de gemeente Besoyen en raakte ik zo meer en meer bekend met de ins en outs van de gemeente. Het einde van de studie naderde en dan breekt er een spannende periode aan voor een kandidaat, maar niet minder spannend voor zijn gezin. Het gezin Mijderwijk was inmiddels geworteld in het Brabantse.

Beroepingscommissie op de fiets
In de overtuiging dat er Eén is die alle dingen bestuurd gingen wij onze weg. Tot op die bewuste avond een kerkenraadsdelegatie uit Besoyen Irenestraat 34 in Sprang-Capelle aandeed. De gesprekken waren open en eerlijk. Is het allemaal niet te bekend? Is het daardoor wel verantwoord om met elkaar deze weg te gaan? Er mocht duidelijkheid komen en er werd een beroep uitgebracht. De broeders die het beroep kwamen brengen deden dit op de fiets, hetgeen toch wel uniek genoemd mag worden. Na een periode van overdenking mocht het beroep worden aangenomen.

Intrede
Tot en met vrijdagmiddag 26 september 2008 gaf ik les op ‘het Willem’. Na 22 jaar afscheid nemen van het onderwijs deed mij wel iets. Maar de weg was duidelijk en zo vond zondag 28 september de bevestigings- en intrededienst plaats, onze zoon bespeelde in beide diensten het orgel. Vanaf dat moment mogen vader en zoon beiden dienen in dezelfde gemeente. Het thema boven de intrededienst was: ‘Komend, met het Woord van God’ naar aanleiding van Romeinen 15:29. Zo wil en mag ik onder u arbeiden.

Verhuizing
Er waren nog wat aanpassingen nodig aan de pastorie, daardoor vond de verhuizing plaats op zaterdag 2 januari 2009. Omdat het zo dichtbij was, besloten we om dit zelf te doen. Samen met de broeders van de kerkenraad werd onze huisraad ingeladen en vertrokken we (over de spekgladde wegen) in colonne naar de Hollandsestraat, gevolgd door onze dochter Margrit die samen met de hond per fiets naar Besoyen kwam. Mijn vrouw Anja zorgde deze dag voor de ‘inwendige mens’. Een dag die we niet snel zullen vergeten.

Aan elkaar verbonden
Vanaf het begin hebben we Besoyen gezien als een bijzondere gemeente waarin de breedte van onze kerk zichtbaar is. De eenheid in zo’n gemeente bewaren kan dan ook maar op één manier en dat is door elkaar steeds (meer) te leren (her)kennen in de Ene; Jezus Christus, in het offer dat Hij heeft gebracht en de overwinning die Hij heeft behaald. En niet te vergeten ook om de Heilige Geest die Hij aan de gemeente gegeven heeft. Hij heeft ons aan elkaar verbonden. Hij maakt nog altijd onze eenheid en verbondenheid uit. Zo mogen we ook vandaag gemeente van Christus zijn. De opbouw van de gemeente in verkondiging en toerusting, in pastoraat en diaconaat heeft mijn hart. Dat de Heere onze God ons genadig mag zijn! Laten we in Hem, met elkaar verbonden zijn en blijven. Om zo samen in Zijn wijngaard te staan.

Samen op weg gaan, dat is ons gebed,
als een volk, dat juist daarvoor door
U apart is gezet.
Vol van Uw liefde, genade en kracht,
als een lamp, die nog schijnt in de nacht.

image

UA-61862711-1