Het dorp Besoyen

 

Het dorp Besoyen

Het ontstaan van het dorp Besoyen is niet precies te dateren, maar uit verschillende gegevens blijkt dat er omstreeks het jaar 1314 al een enigszins geordend leven en bestuur is geweest in Besoyen.
De naam Besoyen is afgeleid van ‘by ooyen’, dat is ‘bij gras en weiland’. Voor een betere uitspraak werd de eufonische ‘s’ tussengevoegd: Besoyen.

Besoyen maakte deel uit van het graafschap Holland. De grens tussen Holland en Brabant was vastgesteld door middel van een paalafscheiding die ten zuiden van het Oude Maasje west- en zuidwaarts liep. Zo behoorden de dorpen Besoyen, Sprang, Capelle, Waspik, Raamsdonk en ‘s Gravenmoer tot Holland, en lagen Waalwijk, Kaatsheuvel en Loon op Zand op Brabants grondgebied. Uit de navolgende geschiedenis van kerkelijk Besoyen zal blijken hoe belangrijk het was dat het dorp bij Holland behoorde.

De zes Hollandse dorpen die hierboven worden genoemd, hadden een eigen bestuur en vielen onder het gezag van het baljuwschap van Dordrecht. Een baljuw was een ambtenaar die de regerend vorst vertegenwoordigde op het platteland. Hij had vooral een gerechtelijke functie. Besoyen, Sprang, Capelle, Waspik, Raamsdonk en ’s Gravenmoer vormden een gemeenschapsbond als het om belastingzaken ging.

image
Grotestraat Besoyen, vanuit waalwijk, links de voormalige school van Besoyen

De rol van de ambachtsheer
De Hollandse graven gaven al in de dertiende eeuw stukken land in hun domeingebied in leen of in eigendom aan hun onderdanen. Dit gebeurde onder voorwaarde dat de vrije bezitters verplicht waren een jaarlijkse rente aan de graaf die hun landheer was, te betalen. Ook moesten zij in oorlogstijd manschappen leveren, ter bescherming van het grondgebied van de landheer.

In deze periode moest alles bewoonbaar gemaakt worden. Zo ontstond geleidelijk het dorp Besoyen. In 1339 werd Besoyen door graaf Willem van Henegouwen als heerlijkheid uitgegeven aan Jan van Besoyen, de eerste ambachtsheer van Besoyen. Een heerlijkheid is een Middeleeuwse benaming waaruit blijkt dat er in een aangegeven gebied overheidsgezag is.

De ambachtsheer was een belangrijk man. Hij had diverse bijzondere rechten, bijvoorbeeld het eerste recht van gemaal, wat wil zeggen dat hij het recht tot benoeming van het dorpsbestuur had, bestaande uit schout en schepenen. De schout was ambtenaar in dienst van de vorst en had een gerechtelijke taak.

Een ander, niet onbelangrijk recht van de ambachtsheer was het recht van approbatie. Dit recht hield in dat er toestemming aan de ambachtsheer gevraagd moest worden om een dominee te mogen beroepen. De ambachtsheer was dus een belangrijke persoon voor
de gang van zaken in de Besoyense kerk. In de beschrijving van de geschiedenis van onze Hervormde gemeente komt het recht van approbatie tot 1795 regelmatig aan de orde. In dat jaar kwam er een scheiding tussen kerk en staat en verviel het burgerlijk approbatierecht (het kerkelijk approbatierecht – toestemming van de classis – is nog steeds nodig
om een predikant te mogen beroepen).

Tot 1811 fungeerden predikanten ook als ambtenaar van de burgerlijke stand. Trouw- en doopakten die de predikant uitgaf, waren rechtsgeldig. Kerk en staat waren op deze manier nauw met elkaar verbonden.

Ambachtsheren van Besoyen
Van 1339 tot 1447 is de ambachtsheerlijkheid Besoyen in het bezit van het geslacht van Jan van Besoyen. Door het huwelijk dat een kleindochter uit dit geslacht aanging met
Gerrit van Assendelft, ging de heerlijkheid over op het geslacht Van Assendelft. In de eerste helft van de zeventiende eeuw ging het over op familie Wittenhorst. Op 18 juni 1725 werd Paulus le Leu de Wilhelm heer van Besoyen. Een kleindochter van Le Leu de Wilhelm bracht in 1792 door haar huwelijk met baron Louis Theodoor Forestier d’Orges de heerlijkheid in handen van dit geslacht. De laatste ambachtsheer van Besoyen was baron de May de Wagner, die in Bern woonde. De heerlijkheidsrechten van Besoyen waren toen reeds vervallen. In de diverse straatnamen van het huidige Besoyen vinden we verwijzingen naar het verleden.
We herkennen bijvoorbeeld de ambachtsheren van weleer in de Besoyensestraat, de Van Assendelftstraat, de Forestierlaan en de Maylaan. Andere straatnamen die in het licht van de geschiedenis betekenis krijgen, zijn bijvoorbeeld het Westeinde, de Hollandsestraat (voorheen Hollandsesteegje), Kleisteeg en Zomerdijkweg.
Gevaarlijke tijden Bij de Sint-Elisabethsvloed in 1421 is het toenmalige dorp Besoyen helemaal vergaan. De
oorspronkelijke ligging was noordelijker dan het huidige Besoyen, namelijk op de plaats van wat nu industrieterrein is, ten noorden van de A59. Door de ligging op de grens van Holland en Brabant heeft Besoyen in voorbije eeuwen veel te verduren gehad van oorlogshandelingen. Het dorp was meer dan eens centrum van talrijke plunderingen, rovende en brandstichtende krijgslieden van Spaanse zijde en
staatszijde. Bovendien is Besoyen in de jaren 1601-1608 geteisterd door pestziekten, die werden overgebracht door vreemde krijgstroepen. De oorlog was mede de oorzaak dat de mogelijkheden om een eigen gereformeerd kerkelijk leven op te bouwen beperkt waren. Een ander bezwaar was het gezamenlijk bezit van kerk en school voor Besoyen en Waalwijk, namelijk de huidige Kerk aan de Haven. Een derde deel hoorde maar aan Besoyen, dat bovendien zeer arm was.

Besoyen, Waalwijk-west
We sluiten dit overzicht van het dorp Besoyen af. Tot 1921 was Besoyen een zelfstandige gemeente, maar daarna is het samengevoegd met Waalwijk en Baardwijk tot de burgerlijke gemeente Waalwijk. Toch spreken we nog altijd over de kerk van Besoyen (Waalwijk-west), mede door de kerkelijke zelfstandigheid van onze hervormde gemeente tot op heden.

In de tuin van het voormalig raadhuis van Besoyen op Grotestraat 20 is het wapenschild een stille getuige van de voormalige burgerlijke gemeente Besoyen. Het wapen is een erfenis van de ambachtsheren van Besoyen. De hoofdkleur is azuurblauw. Daarin staan gouden dwarsbalken met vier blauwe of zwarte turven en drie gouden andrieskruisjes, één boven en twee onder in het wapen.

image
Raadhuis van Besoyen

UA-61862711-1